De naam kibbeling is ontstaan vanuit de naam ‘kabeljauwwang’, want hier werd vroeger de kibbeling van gemaakt. Kabeljauw was vroeger (in de 19e eeuw) namelijk het een belangrijk bestandsdeel van het voedsel in Nederland. En deze wangetjes werden dan in een beslag met kruiden bereid. Tegenwoordig wordt kibbeling niet meer van wangetjes of alleen kabeljauw gemaakt, maar van verschillende soorten witvis zoals polak, heek, wijting en koolvis.
Voor 2 porties heb je nodig:
– 400 gram kabeljauw
– 10 gram viskruiden
– 1 eidooier
– 100 gram bloem
– 150 milliliter melk
Snijd de kabeljauw in stukjes (+/- 4 cm) en bestrooi ze met de helft van de viskruiden en wat peper en zout. Hussel de stukjes goed door. Maak een beslag van de bloem, eidooier, rest van de viskruiden en melk. Haal de stukjes kabeljauw goed door het beslag, zodat alles bedekt is. Frituur nu de kibbeling tot deze mooi goudbruin zijn en laat uitlekken.